Iepziekte is al sinds het begin van de vorige eeuw in Nederland. De ziekte had een dusdanig grote invloed op het iepenbestand, dat men vreesde voor het voortbestaan van de iep in Nederland. Inmiddels is de verspreiding van de ziekte afgenomen en worden er zelfs weer resistente variëteiten aangeplant.
Wat is de oorzaak van iepziekte?
De iepziekte wordt veroorzaakt door een invasieve exoot, de schimmel Ophiostoma ulmi (waarschijnlijk geïntroduceerd met houttransporten vanuit Azië), die Ulmus en in mindere mate Zelkova en Celtis aantast. De iepenspintkever is de belangrijkste verspreider van deze schimmelziekte. In Nederland komen drie soorten voor; de grote iepenspintkever, Scolytus scolytus, de kleine iepenspintkever Scolytus
multistriatus en de dwergiepenspintkever, Scolytus pygmaeus. Via niet ontschorst haardhout kan de ziekte zich over grote afstand verplaatsen.
Verspreiding kan ook ondergronds verlopen via wortelcontact tussen zieke en gezonde iepen. Na besmetting verspreidt de schimmel zich snel in de houtvaten. De iep probeert de schimmel in te kapselen door het afsluiten van de houtvaten waardoor de boom verdroogt; meestal heeft dit de dood tot gevolg. Kijk hier voor een schematische weergave van de ziektecyclus.

In Nederland komen de gladde iep of veldiep (Ulmus minor), de ruwe iep of bergiep (Ulmus glabra) en de fladderiep (Ulmus laevis) van nature voor. De Hollandse iep (Ulmus (x) hollandica) is een kruising tussen de gladde en de ruwe iep en is veel aangeplant als laan of straatboom. Van de genoemde soorten wordt alleen de fladderiep vrijwel nooit besmet door de iepziekte, omdat de iepenspintkever deze soort niet smakelijk vindt. De iepenspinkever Scolytus laevis, die Ulmus laevis wel aantast, komt in Nederland niet voor. De fladderiep heeft een wat grillige boomvorm, waardoor de bruikbaarheid als straatboom beperkt is.
Wat is het effect van deze ziekte?
Normaal gesproken is midden in de zomer het blad van de iep fris en groen. Een zieke iep vertoont te vroeg herfstkleuren. Dit begint met één tak en kan zich in enkele weken verspreiden over de hele kroon. Als de boom besmet lijkt en de aangetaste tak wordt doorgesneden, dan zijn op het snijvlak donkerbruine tot zwarte stippen te zien in de buitenste jaarringen. Iepziekte is niet uit te roeien, maar door sanitaire maatregelen is het wel mogelijk landschappelijk belangrijke iepenbestanden te behouden.

Bestrijdingsmethoden
De beste methode om iepziekte te beheersen is het iepenbestand minstens tweemaal per jaar op iepziekte te controleren. Is er sprake van iepziekte en zijn de kevers nog aanwezig, dan moet binnen drie werkdagen actie worden genomen. Zijn er geen kevers aanwezig, dan is een termijn tussen signaleren en verwijderen van twee weken een veilige marge. Vervolgens dienen de te rooien iepen (dat geldt zowel voor zieke als gezonde iepen) na het omzagen direct en ter plaatse te worden ontschorst of versnipperd. Daarmee zijn de mogelijkheden voor de kevers om zich onder de bast van het verzaagde hout te vermeerderen teniet gedaan. Deze werkwijze staat bekend als de Amsterdamse methode en is de meest stringente vorm. Vers gezaagde iepen zijn met een schilschop gemakkelijk te ontschorsen; als de schors enige tijd is ingedroogd verloopt het schillen veel moeilijker. Voor de motorkettingzaag is er een ontschorsingsset, waarmee de iep kan worden ontschorst. Dit laatste is alleen een optie als het gaat om slechts enkele bomen. Het is namelijk zeer arbeidsintensief.
Een andere methode is het verzaagde (maar nog niet ontschorste) iepenhout vervoeren naar een houtverwerkingsbedrijf dat is aangesloten bij de Branche Vereniging voor de Verwerking van Organische Reststoffen (zie voor een lijst www.bvor.nl). Daarnaast kan het vellen en ruimen uitbesteed worden aan een gecertificeerde groenaannemer of boomrooibedrijf (BVOR Certificaat Iepenverwerker of Erkenning Iepenhout Groenaannemer van Aequator Groen & Ruimte). Peter Mul Boomverzorging is gecertificeerd iepenaannemer en beschikt over de juiste middelen en expertise voor veilige en verantwoorde aanpak.
Verspreiding via wortelcontact komt vooral voor bij laan/straatbeplantingen en bij veldiepen in bijvoorbeeld houtwallen of singelbeplantingen. Indien de ziekte bij veldiepen in de wortels voorkomt, is het te overwegen de hele beplanting preventief op te ruimen om te voorkomen dat de ziekte ondergronds voortwoekert en jaar in jaar uit zieke veldiepen opgeruimd moeten worden. Bij laan/straatbeplantingen kan verspreiding via wortelcontact voorkómen worden door allereerst het wortelcontact tussen zieke en gezonde iepen te verbreken en vervolgens ook enkele nog gezonde iepen naast de zieke iep op te ruimen. Om hergroei vanuit afgezaagde iepen te voorkomen kan de stobbe worden gefreesd of met glyfosaat worden behandeld. Via wortelvergroeiingen kan glyfosaat ook worden getransporteerd naar belendende iepen en daar schade veroorzaken. Verbreek daarom het wortelcontact tussen zieke en gezonde bomen vóórdat glyfosaat wordt toegepast.
Iepen aanplanten
Gezien de grote cultuurhistorische rol van de iep in het Nederlandse landschap, is herplant van voldoende voor de iepziekte resistente soorten of rassen een belangrijke optie. Helemaal nu door de essentaksterfte een grote aantasting van het essenbestand eraan lijkt te komen. Deze essen zijn vaak op plekken aangeplant waar voorheen iepen stonden.
De iepenspintkevers vinden de inheemse fladderiep, Ulmus laevis, niet smaakvol. In de praktijk zien we geen besmetting optreden. Maar een te massale toepassing van alleen de fladderiep is ook niet wenselijk, evenals een te grootschalige toepassing van maar één enkele resistente andere soort of cultivar. In gebieden en laanbeplantingen waar cultuurvariëteiten kunnen worden toegepast wordt daarom bij voorkeur een mengsel van voldoende resistente iepen aangeplant. Inmiddels is er een ruime keuze van resistente iepen bij Nederlandse kwekerijen voorhanden.
Neem contact op met Peter Mul Boomverzorging voor professioneel advies over monitoring, bestrijding, en herplanting van iepen. Samen zorgen we voor gezonde bomen en een blijvend groen straatbeeld.